Voor een prachtig stadspark, hartje Amsterdam

Onderzoek naar broedvogels, bijen, vleermuizen in Vondelpark

De gemeente Amsterdam laat onderzoek doen naar aantal en soortenrijkdom van broedvogels, bijen en vleermuizen in stadsparken. Dat is nooit eerder op deze schaal gedaan.
De gemeente Amsterdam is in 2019 met onderzoeken begonnen naar de populaties van broedvogels, wilde bijen en vleermuizen in stads­parken. Het is de bedoeling dat de onderzoeken op de langere termijn inzicht geven in de effecten van gebruik en drukte op de biodiversiteit in de parken. Stadsecoloog Geert Timmermans: “Er worden daarover veel vragen gesteld, maar wij hadden geen nulmeting. Door een breed onderzoek uit te laten voeren, kunnen we kijken of we trends zien.”
Pas als het onderzoek in een reeks van twee of drie opeenvolgende jaren is herhaald, valt daar iets over te zeggen. Toch laten de onderzoeken nu al zien hoe belangrijk de stadsparken voor verschillende dieren zijn.
In alle Amsterdamse parken tezamen broeden zeker 79 soorten vogels. Daarvan staan er 10 op de rode lijst van bedreigde broedvogels: koekoek, ransuil, boerenzwaluw, nachtegaal, snor, spotvogel, grauwe vliegenvanger, matkop, huismus en kneu.
Nooit eerder is op deze schaal onderzoek gedaan naar genoemde dieren in de stad. De wilde bij is in dit onderzoek een indicator voor een hele groep insecten, waaronder vlinders.
Uit het bijenonderzoek blijkt dat vooral de inrichting van het park van belang is voor het voorkomen van verschillende soorten: hoe diverser de beplanting, hoe meer soorten. Timmermans: “In een druk bezocht park met goede vegetatie kan de bijenstand goed zijn. Maar ook voor broedvogels is de beplanting van belang: als alle ondergroei wordt weggehaald, hebben de vogels geen plek meer om te schuilen of te broeden.”
Zones in het park waar geen honden en soms ook geen mensen mogen komen, fungeren als oases. “Daardoor kan in het Vondelpark, waar jaarlijks 10 miljoen bezoekers komen, de ijs­vogel broeden,” zegt Timmermans.
Alle 19 parken werden in de lente- en de zomer­maanden zes keer bezocht. Steeds begonnen de onderzoekers een half uur voor zons­opgang de soorten broedvogels te inventariseren volgens een officiële telmethode. De vogelwaarnemingen deden ze vooral op geluid. “Als het net licht begint te worden, zingen de meeste vogels,” zegt Frank van Groen, een van de drie biologen van ecologisch onderzoeks­bureau Van der Goes en Groo, dat het onderzoek naar broedvogels uitvoerde. “De trefkans is dan veel groter dan wanneer je om drie uur ’s middags gaat kijken.”